woensdag 10 december 2008

Afasie en behandeling: keuzes

In het algemeen wordt wel gesteld dat afasietherapie als doel heeft: het verbeteren van communicatie in een sociale context ofwel in het dagelijkse leven. Dus een functionele doelstelling staat voorop.
Wanneer een therapie van een bepaalde richting uitgaat, is dat dan functioneel (veel context) of stoornisgericht (weinig context)? Voor de patiënt met een afasie zal juist het functionele aspect van groot belang zijn, om te kunnen communiceren met zijn omgeving. Het generaliseren van verbetering in communicatieve vaardigheden naar situaties en personen in de omgeving van de patiënt is een van de doelen die men zou willen bereiken.
De ANTAT (ANELT) wordt gebruikt om het niveau van verbaal communicatieve taalvaardigheid te meten en om veranderingen van verbaal communicatieve taalvaardigheid in de tijd te meten (Dharmaperwira-Prins 2002).
Van belang blijft het altijd zorgvuldig kijken naar het soort afasie waarbij het zaak is om ook bijkomende factoren te overwegen. Denk aan: aandachts- en geheugenproblematiek, decorumverlies, oriëntatiestoornis, depersonalisatie, hemianopsie, hemiplegie, en zo meer. Keuzes voor behandeling kunnen slechts gemaakt worden op basis van een zo juist mogelijk totaalbeeld van de patiënt.
Het lijkt er op dat de keuze voor één therapie alleen niet zozeer te verantwoorden is, echter wel een combinatie van therapieën of onderdelen daarvan, omdat ze complementair werken, maar ook overlappen in uitwerking. Het is daarmee wenselijk te onderzoeken of therapiesoorten elkaar mogelijk ook kunnen versterken en of het helder te krijgen is of de resultaten na het geven van een bepaalde gekozen therapie even goede resultaten geeft als wanneer men een andere therapie toepast.
Doesborgh et al. (2003) tonen met hun onderzoek aan (verbetering ANTAT) dat fonologische en semantische therapie elk een eigen therapiespecifiek effect hebben, maar ook dat therapieën van verschillende categorieën kunnen elkaar versterken.
Vragen die worden opgeroepen, zijn bijvoorbeeld: in welke volgorde en in hoeveel tijd zal welke therapie worden gekozen om een optimale vooruitgang te behalen? De mogelijkheid van combineren van therapieën of het maken van keuzes in programma’s hangt af van de beschikbare tijd per patiënt en wordt daarmee een kostenafweging.


Geschreven door M. Coppens

dinsdag 28 oktober 2008

Stem: mutatie bij mannen

Een menselijk lichaam groeit vanaf de geboorte tot volwassenheid. Ook de delen die verantwoordelijk zijn voor stemgeving zijn volop in groei en ontwikkeling tot aan de volwassen leeftijd. Bij mannen is er echter vanaf de prille puberteit een grotere wijziging in ontwikkeling in deze structuren ten opzichte van vrouwelijke stemgevingselementen. Onder structuren verstaan we spieren, membranen, ligamenten en kraakbeenstructuren. Er is een lengtegroei, maar ook een toename van massa en een toename in stijfheid van de stembanden.

Onder mutatie verstaan we: het veranderen van de mannelijke stem onder invloed van androgenen en in mindere mate groeihormonen, in de puberteit.
Effecten van mutatie zien we bij jongens tussen 13 en 15 jaar verschijnen en bij meisjes tussen 12 en 14 jaar. De bouw van de larynx verandert bij beide geslachten, echter bij het mannelijke geslacht veel uitgesprokener.

De gemiddelde toonhoogte van een vrouwenstem bij spreken is 196-233 Hz. en een gemiddelde toonhoogte van een mannenstem bij spreken is 110-131 Hz.

Niet alleen de bouw van het mannelijk lichaam en dus de spraakorganen veranderen in de puberleeftijd, maar bij jongens worden de stemplooien dikker (hogere massa per lengte), langer (met name het membraneus deel), het skelet van de larynx groeit en de supra- en subglottisruimten verwijden.
Ter indicatie: de lengte van de stemplooien van volwassen mannen varieert tussen 17 en 21 mm., bij volwassen vrouwen tussen 11 en 15 mm.

Door dit alles zal de stem zelf veranderen: de toonhoogte wijzigt. Bij jongens zet een toonhoogtedaling in en de stem kan tot wel een octaaf dalen. Ook het bereik van toonhoogte zal hiermee wijzigen: het wordt groter, maar zal ook naar beneden verschuiven. Door vergroting in supra- en subglottisruimten zal de klankkleur veranderen, het longvolume en de spierkracht zal toenemen, wat gevolg heeft voor stemgeving en ook de borstregister en falsetregisters komen tot ontwikkeling.

Geschreven door M. Coppens

Auditieve Verwerkingsstoornis (APD)

Een auditieve verwerkingsstoornis (auditory processing disorder, APD) wordt algemeen gedefinieerd als een gebrek in de verwerking van geluidspatronen, dat niet verklaard kan worden door een verminderd gehoor. Er zijn dus ‘luisterproblemen’ door een gestoorde verwerking van de auditieve informatie ook al zijn er normale gehoordrempels gevonden.

De oorzaak van centraal auditieve verwerkingsproblemen is meestal niet te achterhalen.
Echter, centraal auditieve verwerkingsstoornissen kunnen bijkomende problemen hebben of worden verward met problematiek op een aangrenzend of gelijk gebied: snel afgeleid zijn en hyperactiviteit zoals bij ADHD, korte aandachtsspan, een slecht auditief geheugen, moeite met het begrijpen van verbale opdrachten, slechte leerprestaties en leesproblemen (dyslexie) vanwege problemen met het koppelen van klanken met letters (auditief-fonetische verwarring).
Bij een centraal auditief probleem valt met name op dat er klachten zijn op het gebied van het horen, terwijl er bij geen significant gehoorverlies wordt aangetoond.

Mensen met een auditief verwerkingsprobleem hebben problemen met het uitvoeren van complexere auditieve taken als het selecteren van signalen (spraak) temidden van andere, het combineren en/of integreren van (spraak)signalen en het waarnemen of verwerken van gestoorde signalen.
Een definitieve diagnose van APD kan niet worden gesteld zonder een gespecialiseerde auditieve testcombinatie en vooral nadat andere mogelijke problematiek is uitgesloten of tenminste duidelijk is geworden dat deze (ook) aanwezig is.
Wanneer we kijken naar de criteria die zoal worden gehanteerd bij het vaststellen van APD, zal het duidelijk zijn dat het een essentieel punt is dat deze aandoening juist van andere, soms gelijkende, problemen wordt onderscheiden, omdat dit met name van belang is voor het kiezen van de juiste behandelingsstrategie.

Criteria:
-Problemen met horen in rumoerige omgeving
-Problemen met het volgen van lange gesprekken
-Problemen met het verstaan/begrijpen van gesprekken per telefoon
-Problemen met het leren van een vreemde taal of moeilijke woorden
-Problemen met het zich herinneren van gesproken informatie
-Problemen met het maken van aantekeningen/notities
-Problemen met het blijven concentreren op een activiteit wanneer afleidende geluiden aanwezig zijn
-Problemen met organisatorische vaardigheden
-Problemen met het volgen van een aanwijzing in meerdere stappen
-Problemen met het richten, volhouden of verdelen van aandacht
-Problemen met lezen en/of spellen
-Problemen met het verwerken van non-verbale informatie

De vraag is of de centraal auditieve verwerkingsproblemen veroorzaakt worden dóór, of zelfs deel uitmaken ván een ontwikkelingsstoornis van een spraak/taal probleem, een leerprobleem of ontwikkelingsprobleem. Het is dus zaak modaliteiten te scheiden en breed onderzoek te doen, waarbij men alle opties aanvankelijk moet openhouden.

In het buitenland zijn reeds diverse centraal auditieve testbatterijen beschikbaar. Een van de bekendste is de SCAN. Deze batterij bevat onder meer een 'Gefilterde Spraak Test', een 'Woorden in Ruis Test', een 'Competerende Woorden Test' en een 'Competerende Zinnen Test'.

Uit het proefschrift van Nijenhuis van 2003 blijkt een bredere opzet van onderzoek ontwikkeld en men maakt gebruik van de volgende tests: de 'Spraak-in-Ruis Test' volgens Plomp, een 'Woorden-in-Ruis Test’, een 'Gefilterde Spraak Test', een 'Binaurale Fusie Test', een 'Patroonherkenningstest', een 'Dichotische Digit Test, een 'Backward Masking Test en een 'Categorale Spraakwaarnemingstest' (toegepast tót 12 jaar).

Een multidisciplinaire setting zal altijd zijn bij de diagnostiek van APD omdat naast de al bestaande batterij hoortests ook andere, niet-auditieve tests nodig zijn om APD adequaat te kunnen diagnosticeren.
De diagnose van centraal auditieve verwerkingsproblemen kan dus pas worden gesteld na evaluatie door meerdere gespecialiseerde disciplines en na het afnemen van diverse onderzoeken, naast de auditieve tests. In een gespecialiseerd multidisciplinair team kunnen psychologen, (kinder)artsen, logopedisten, orthopedagogen, leraren, audiologen en de ouders plaatsnemen.
Wanneer de prestaties op de auditieve tests afwijken ten opzichte van die van de spraak/taal- en intelligentietests kan men al wel een indicatie krijgen of zich hier (centraal) auditief probleem voordoet. Het is gebleken dat de centraal auditieve stoornis meestal in combinatie met taalproblemen en/of aandachts-problemen aanwezig is. Men heeft in elk geval de schoolevaluaties en schoolvragenlijsten nodig en de resultaten van gedragstests (observaties), familiegegevens en de gezinssituatie, gegevens over de ontwikkeling van het kind al vanaf de geboorte, de houding van de ouders, ervaringen. De aanvullende gegevens kunnen op verschillende manieren worden verkregen: door ondervraging van de personen om het kind heen (ouders, school), of ook ondervraging van het kind zelf wanneer het daartoe in staat is, observatie.

Daarnaast wordt in sommige literatuur gesproken over verschillende vormen van APD. Zo zou er sprake zijn van een APD met de nadruk op de auditieve discriminatieproblematiek, auditieve selectie problemen (woorden onderscheiden in rumoerige achtergrond), APD waarbij met name het auditieve geheugen een zorg is, een woordherkenningsprobleem of een klankonderscheidingsprobleem.
Er wordt momenteel nog veel onderzoek gedaan op het gebied van auditieve verwerkingsstoornissen, de mogelijkheden voor diagnostiek en behandelresultaten.

Geschreven door: M. Coppens

Wat is fMRI en waarvoor wordt het gebruikt?

fMRI staat voor functional Magnetic Resonance Imaging en is een nieuwere procedure waarbij MRI wordt gebruikt om snelle metabole veranderingen te meten die voorkomen in actieve delen van onze hersenen. De kleine ‘f’ bij fMRI verwijst naar het in kaart brengen van hersenactiviteit met behulp van MRI. fMRI is een niet-invasieve diagnostische methode in vivo waarmee men leert hoe een normaal brein functioneert. Het is de meest gevoelige methode om hersenfuncties en veranderingen hierin te kunnen identificeren, te onderzoeken en in beeld te brengen. Met behulp van fMRI is een heleboel informatie over de hersenen te achterhalen. Zo is door de hersen-doorbloeding te bepalen hoe de activiteit verandert bij het uitvoeren van specifieke taken, zoals bijvoorbeeld bij spreken.

Specialisten kennen de gebieden in de hersenen waar gevoel, geheugen, spreek- en andere functies zijn gelokaliseerd. Toch kan de exacte plek van individu tot individu verschillen. Verwondingen of ziekte (bv. hersenbloeding of een tumor) kunnen een aanleiding zijn dat hersenfuncties naar een ander deel van de hersenen worden verplaatst of door een ander deel worden overgenomen.
fMRI ondersteunt radiologische onderzoeken door heel gedetailleerd informatie te geven, maar kan ook bijdragen aan het preciezer aangeven van locaties van kritische en specifiekere functies in de hersenen, zoals bij spraak, beweging en gevoel. De verkregen informatie kan essentieel zijn bij het voorbereiden van een operatie in de hersenen, echter ook bij behándeling van een hersenbloeding of andere behandelingen die hersenfuncties betreffen.
fMRI gebruikt technologie om regionen in de hersenen te identificeren, waar bloedvaten lopen, waar chemische veranderingen te vinden zijn of waar extra zuurstof naar toe wordt gevoerd, allemaal tekenen die wijzen op een proces dat een bepaald deel van de hersenen processen uitvoeren en met informatieverwerking bezig is.

fMRI is een techniek waarbij snelle MRI-scans worden gemaakt van de hersenen in plakjes in 20 milliseconden, om zo de gehele hersenen in beeld te brengen. Men ziet hiermee verschillen in tijd en ruimte.
Er wordt gebruik gemaakt van de bloedstroom en de concentraties van zuurstof in het bloed om de hersenactiviteit aan te geven. Neuronen verbruiken zuurstof, die aangevoerd wordt door de bloedstroom. Wanneer de neuronen geactiveerd worden, zal op die plaats de vraag naar zuurstof groter worden en dit resulteert in een verhoging van zowel de bloedstroom als de concentratie van zuurstof. Wanneer nu een bepaald gebied in de hersenen wordt geactiveerd, zal er een toename zijn in de bloedstroom, genoeg om het verschil op een afbeelding te kunnen zien.

Bij fMRI ligt de patiënt eveneens stil en het hoofd is met banden vastgemaakt. Vervolgens wordt aan de patiënt gevraagd een bepaalde opdracht uit te voeren terwijl het maken van de afbeeldingen gebeurt. Het metabolisme in het hersengebied dat reageert bij deze opdracht zal toenemen in reactie en hierdoor zal het verkregen signaal bij fMRI veranderen. Door opdrachten uit te voeren die bij de verschillende hersenfuncties behoren, is het mogelijk om de corresponderende gebieden te lokaliseren en zo veel informatie geven over de hersenwerking. Een van de grootste voordelen van het in beeld brengen met fMRI is dat eenzelfde persoon zonder problemen meerdere malen onderzocht kan worden in een longitudinaal onderzoek.

Een belangrijke uitdaging op het gebied van fMRI ligt in de mogelijkheid subtiele veranderingen in de hersenen weer te geven bij functies in het spraakproces, terwijl dit bij andere neuroimaging onderzoeken veel minder kan. Bij fMRI kan men hersengebieden zien die geactiveerd worden bij het spraakproces terwijl opdrachten worden gegeven op het gebied van associaties, geheugen, spreken, motorische functies, herkenning, verbetering na therapie, e.d. Men kan kijken naar het Broca-gebied, gevolgen na een CVA en eventuele verbeteringen na verloop van tijd.

Geschreven door: M. Coppens

Over FEES: Fiberoptic Endoscopic Evaluation of Swallowing

FEES is een onderzoek dat wordt uitgevoerd met behulp van een dunne flexibele scoop die via de neus wordt ingebracht. Hiermee kan op verschillende niveaus in de farynx en in de oesofagusgang de slikactie worden beoordeeld tijdens het slikken van voedselbolussen van verschillende consistenties. Dit onderzoek leent zich uitstekend voor analyse van bijvoorbeeld hoge slikklachten en geeft de mogelijkheid om de invloed van verschillende hoofdhoudingen op de slikactie te beoordelen en zo gerichte adviezen te geven voor logopedische sliktraining.

Een gespecialiseerd arts kan met FEES zien of voedsel wordt geaspireerd en of er eventueel afwijkingen zijn in het slikmechanisme en of er ophopingen van voedsel of vloeistoffen in de plooien of peervormige holtes achterblijven. Ook kan de gevoeligheid van de keelholte worden getest, zodat men inzicht krijgt in het gevaar van aspiratie.
Er wordt tijdens het onderzoek met name aandacht besteed aan laryngeale infecties, stemplooibewegingen, glottissluiting en faryngeale contractie.

FEES is een diagnostisch onderzoek en wordt gebruikt om structurele abnormaliteiten in nasofarynx, laryngofarynx en hypofarynx te identificeren en evalueren. Het onderzoek wordt bijvoorbeeld gebruikt bij patiënten met vermoede slokdarmafwijkingen, slikproblematiek, patiënten die problemen hebben met luchtpijpafsluiting bij slikken (aspiratie), maar ook valt de keuze op FEES bij patiënten die niet naar radiologie kunnen worden vervoerd.
FEES wordt meestal gecombineerd met ander onderzoek, zoals ultrasonografie of videofluoroscopie.

In 1995 hebben Langmore en Hicks de FEES gestandaardiseerd en daarbij ook vastgelegd welke instrumenten men hierbij nodig heeft: een flexibele fiberoptische endoscoop, een endoscopische videocamera, een lichtbron, een videorecorder, een kleurenmonitor, een meetmogelijkheid voor tijd, een videoprinter. Het opnemen van de verkregen onderzoeksbeelden verzekert de specialist van de mogelijkheid de slikfunctie herhaaldelijk (eventueel in slow motion) goed te kunnen bekijken om zo de subjectiviteit van de onderzoeker die zijn evaluaties tijdens het onderzoek vermeldt, te verminderen.

Hoe gaat FEES in de praktijk?

Een endoscopisch onderzoek geeft een visuele impressie van de velofarynx, de hypofarynx en larynx en de werking hiervan. Via de endoscoop worden om te beginnen de beweeglijkheid en heffing van het velum en de velofaryngeale afsluiting worden beoordeeld. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar anatomische afwijkingen, ruimte-innemende processen, stemplooiparalyse en de speekselvloed.
De sensibiliteit van de farynx en larynx kan worden getest door met de punt van de flexibele scoop verschillende regionen aan te raken.

In de praktijk ziet dit er als volgt uit: de patiënt zit rechtop en via de neus wordt een flexibele scoop/slang in gebracht. Heel langzaam schuift men deze via de keelholte naar beneden, langs nasofarynx, laryngofarynx en hypofarynx. Tijdens het passeren van de diverse plaatsen, wordt door de scoop gekeken naar onregelmatigheden of mogelijke verklaringen voor problemen.
Men kijkt dus naar de zichtbare weefsels en de werking hiervan en niet door weefsels heen, waardoor men een deel van het totale probleem kan evalueren.

Na het bekijken van de weefsels wordt eerst wordt een ‘droge’ slik bekeken. Dat is in dit geval een slik waarbij geen vloeistof of voedsel wordt weggeslikt. Aan de patiënt wordt dus gevraagd te slikken en deze slik wordt geobserveerd.

Vervolgens wordt de slik bekeken tijdens het slikken van vloeistof. Meestal wordt hiervoor een methyleen blauw in water gegeven. De kleurstof geeft een duidelijker beeld van de passage van het water. Aan de patiënt wordt dus gevraagd beetjes water door te slikken met behulp van een rietje.

Tenslotte wordt aan de patiënt gevraagd wat vastere substanties door te slikken, bijvoorbeeld vla of (gekleurde) appelmoes. Er wordt een eetlepel voeding op de tong gelegd en aan de patiënt wordt gevraagd de voeding op de tong te houden tot hem of haar wordt gevraagd te slikken. Wanneer dit goed gaat, wordt de voeding vermengd met water om een verdunning te krijgen en weer wordt gevraagd om dit door te slikken.
Er wordt gekeken of er geen risico bestaat dat de voeding kan worden ingeademd, of er een vroegtijdige lekkage naar de hypofarynx is en naar overblijvend residu na het slikken. De voedselresten zouden bijvoorbeeld achter kunnen blijven in de verschillende holtes.
(Men spreekt in de literatuur officieel van “post-swallow residual in the vallecula, posterior pharyngeal wall, and pyriform sinuses”.)
Ook nu weer wordt gekeken naar de slikfunctie, maar ook naar restvoeding die niet is weggeslikt. Er wordt bekeken of de voeding voldoende kan worden weggeslikt en hoe dit in zijn werk gaat. Aan de patiënt wordt gevraagd te slikken in verschillende hoofdhoudingen en men kijkt naar de invloed die dit heeft op de slik.
De motorische functie van de farynx kan eventueel nog worden bekeken door de patiënt krachtig een ‘e’ te laten zeggen.

Uit het totale onderzoek volgt een beeld van de weg die de voeding volgt en de wijze waarop de patiënt slikt en de mogelijke problematiek. Hierop kunnen vervolgens eventuele therapievoorstellen worden gebaseerd.


Geschreven door: M. Coppens

Meer oefenen met Taal: een idee!

Inleiding en achtergond

Om de taalvaardigheid en de kennis van het Nederlands te vergroten, kunnen verschillende methodes worden gebruikt. Voor verschillende doelgroepen wordt tegenwoordig naast een reguliere lesmethode ook ‘Taalklas.nl’ van ETV gebruikt worden (
http://www.taalklas.nl/).
Omdat mijn ervaringen met dit programma heel goed zijn, zou ik graag eens willen wijzen op dit prachtige programma dat gratis beschikbaar is voor iedereen.

ETV.nl is een initiatief van de regionale opleidingencentra (ROC’s) Albeda College (Rotterdam), de Mondriaan onderwijsgroep (Den Haag), het ROC van Amsterdam en ROC Midden Nederland (Utrecht). ETV.nl biedt een nieuw multimediaal concept met televisie, teletekst, internet en lesmateriaal. Bij veel van de programma’s van ETV zijn websites ontwikkeld met aanvullende informatie, docentenmateriaal en materiaal voor leerlingen en andere belangstellenden.

Taalklas.nl werd ontwikkeld door ETV, dat vele verschillende educatieve lesmethodes presenteert via televisie in de grote steden. ETV staat voor Educatieve Televisie. Er worden programma’s gemaakt over bijvoorbeeld opvoeding, werk, taal.
Taalklas.nl is een zeer veel bekeken en gebruikt product van ETV, gemaakt met gelden die beschikbaar zijn gesteld door het ministerie van Justitie. Het is ontwikkeld door de Stichting Expertisecentrum ETV.nl, het Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding en de Mondriaan onderwijsgroep.

Taalklas.nl is een uniek, laagdrempelig programma, multimediaal van opzet. De doelgroep was in oorsprong: volwassen anderstaligen die Nederlands willen leren. Een tweede belangrijke groep die hiermee werkt, is de taalzwakkere kinderen die baat hebben bij taalverrijking en die steun hebben aan werken met auditieve en visuele ondersteuning bij taalverwerving en taaloefening.

2. De lesmethode - globaal

Om Taalklas.nl bekijken, is een inlogcode nodig. Voor iedere leerling wordt een persoonlijke inlogcode aangemaakt. Om een goed beeld te krijgen van Taalklas is het dus zaak in te loggen. Kies om eens te oefenen in het hoofdmenu van
http://www.taalklas.nl/: Registreren en vervolgens bij naam: (voornaam) en bij nummer: (wordt toegekend). Vervolgens naar het inlogmenu. Hierna wordt men helemaal vanzelf gestuurd.
Zowel volwassenen als kinderen kunnen (met enige begeleiding) zelfstandig aan de slag.

Taalklas.nl is een programma dat voor iedereen vrij te gebruiken is via Internet. Hierdoor is het breed inzetbaar, het maakt dat het vrij eenvoudig in gebruik moet zijn en met een minimale instructie al kan worden gestart. Directe feedback, visuele beloning, zichtbare vorderingen en herkenbare situaties zorgen voor laagdrempeligheid en een breed draagvlak. De leerling werkt zelfstandig en wordt gestuurd door het programma.

Naast dit internetprogramma is er een bijbehorende televisieserie van twaalf afleveringen, waarin steeds een thema centraal staat. Een thema start met een sketch en een liedje en wordt gevolgd door oefeningen. De afleveringen sluiten steeds aan bij een les van het internetprogramma Taalklas.nl. De oefeningen worden gemaakt op Taalklas.nl. Er worden veel verschillende Nederlandse begrippen en veelgebruikte woorden geleerd. Er is een duidelijke opbouw vanuit de basis. Er wordt veel gewerkt met voorwerpen en situaties uit de directe omgeving.

3. Waarom Taalklas.nl?

Het inventieve aan de methode heeft mijn bewondering. Taalklas is een welkome aanvulling voor vooral NT2-leerders, wordt echter ook gebruikt voor alfabetisering van autochtonen (NT1) en tegenwoordig veel gebruikt op scholen waar de kinderen zelfstandig verder kunnen werken met deze gratis methode op internet.
Met slechts een minimale instructie, maar met ondersteunende begeleiding, is het verbazend hoe zelfstandig kinderen werken met Taalklas.nl. Alles in eigen tempo en met veel herhaling, zonder spanning op te roepen. Directe terugkoppeling zorgt voor een goede motivatie om goede antwoorden te geven, de mogelijkheid een inleidend filmpje steeds te bekijken, maar vooral de insteek dat een fout antwoord weer terugkomt om opnieuw te worden beantwoord, is een sterk punt. Ook de optie om een auditieve component steeds te herhalen en de visuele ondersteuning zijn sterk. Afbeeldingen (foto’s) kunnen steeds weer worden teruggezien.

4. Analyse onderwijsmateriaal

Instructiemateriaal: gestructureerd

Taalklas.nl is enorm gestructureerd. De themataken werken heel systematisch en wijzen de leerling de weg. Dat moet ook wel, want het is een zelfsturend programma doelend op zelfwerkzaamheid en zelfreflectie van leerlingen op basisniveau. De stof moet worden verdeeld in kleinere porties, bestaat uit kleine compacte themalessen, samen een geheel vormend, opbouwend in moeilijkheidsgraad.

Er is een overzichtpagina met oefeningen waarnaar men kan teruggrijpen; de leerling kan duidelijk zien waar hij is gebleven en hoeveel fouten zijn gemaakt. Er is veel visuele ondersteuning (foto’s en filmpjes, goed/fout). Niet alleen is dit prachtig uitgevoerd en heel duidelijk, het laat de leerling zien wat wordt bedoeld, zodat ook onbekende begrippen direct worden herkend. Een leerling leert een directe schakeling aan tussen een voorwerp zien, het woord dat hierbij hoort, in klank (gesproken) en woordbeeld (geschreven). Zie hiervoor de oefeningen 1 t/m 6 van de themalessen (het leren van nieuwe woorden).

Rollen van de instructieverantwoordelijke (docent)

Informatie moet worden georganiseerd voor te worden aangeboden, de leerling krijgt directe sturing in de wijze van aanpak. De aandacht van het programma richt zich volledig op de leerling: auditief via de koptelefoon, visueel door direct belonende symbolen. Bij Taalklas.nl is het de begeleidend docent die de leeromgeving gereedmaakt, de leerling begeleidt in het leerproces en stimuleert om het geleerde te gaan toepassen. Via de ETV.nl website is instructiemateriaal en ondersteunend materiaal op de vragen voor de docent.

Taken van de lerende

Informatie verwerken en nieuwe informatie relateren aan al bestaande kennis is een hoofdtaak. Soms is ook geluk een factor zoals bij het aanwijzen van de juiste foto bij een gegeven woord (bijlage 2). De lerende is actief in kennisvergaring: de leerling kan het filmpje nogmaals bekijken, gemaakte oefeningen herhalen, visuele ondersteuning eindeloos in beeld roepen en auditieve ondersteuning steeds herhalen. Een begeleidend docent zal meer kunnen aanbieden uit eigen initiatief. Er is geen papieren boek, er is geen huiswerk. Men kan stoppen en starten naar keuze. Door een eigen inlogcode komt de leerling weer terug waar hij was gebleven.

Toetsing

De oefeningen van Taalklas.nl worden voorafgegaan door een thematische film, bouwen op in moeilijkheidsgraad en de leerling wordt voortdurend gestuurd en gecorrigeerd. Informatieverwerking wordt steeds herhaald. Wanneer een leerling niet alles correct heeft of niet af heeft, kan wel een nieuwe les worden begonnen, maar de onafgemaakte les blijft (lees: les met te veel foutscores) open staan. Dit zal voor leerling en docent bij het overzicht in beeld blijven. In latere lessen volgt een terugkoppeling naar eerder verworven begrippen. De leerling kan kiezen voor een algemene eindtoetsing.

Terugkoppeling

De directe feedback van Taalklas.nl bestaat uit het direct zien of een gegeven antwoord goed of fout is, waarbij de opdracht bij een fout antwoord wordt herhaald aan het einde van de oefening, net zolang tot de leerling het juiste antwoord geeft. Dit alles met visuele en auditieve ondersteuning. Vanuit het cognitivisme is feedback een directe ondersteuning en in hoofdzaak correctief en procesgericht. Hiervoor is bewust gekozen.

Context

Taalklas.nl kan worden ingebouwd in een groter geheel, als onderdeel van een leertraject, maar ook als aparte werkvorm worden gebruikt. Alvorens gestart wordt, is het zaak de competenties van een cursist/leerling te bepalen. Leerlingen werken soms geconcentreerder met een computerprogramma dan klassikaal. Televisie raakt kijkers emotioneel, zo stelt ETV. Daardoor onthouden leerlingen vaak beter wat ze gezien hebben. En met dit medium zijn veel mensen te bereiken. Taalklas.nl is in hoofdzaak juist een opzet van het navolgen van gegeven voorbeelden volgens een gegeven stramien, wat de methode erg geschikt maakt voor moeilijk lerende kinderen, mensen met concentratieproblemen of taalachterstand, zelfs voor ouderen met afasie.

Organisatievorm

Het hoofdaccent ligt in de praktijk op de individuele lerende. Bij Taalklas.nl wordt met name individueel gewerkt onder begeleiding van een toeziend leerkracht. De leerling kan echter ook thuis verder werken via internet (een groot pluspunt). Het is wel mijn ervaring dat het niveau van de leerlingen er toe leidt dat de cursus niet aanslaat wanneer er geen directe terugkoppeling is door een leerkracht op de achtergrond.

Besluit

De taalleermethode Taalklas.nl is rijk aan auditieve en visuele ondersteuning en werkt vanuit dagelijkse, herkenbare situaties. Dit materiaal kan worden gebruikt voor NT2-cursisten, maar zeker ook in het (speciaal) basisonderwijs ter ondersteuning van het taalleren. Ook kan het met succes worden gebruikt bij begeleiding van afasiepatiënten, waar juist de visuele en auditieve inprenting met veel herhaling, de herkenbare voorwerpen en situaties, de aanpassing in volume, het in eigen tempo kunnen werken en het in de thuissituatie kunnen oefenen allemaal van groot belang zijn.

Geschreven door: M. Coppens, 2007

Nieuwe onderzoeksprojecten

"Het medisch en gedragwetenschappelijk onderzoek bij mensen met een verstandelijke beperking moet gebundeld worden."
Dit zei staatssecretaris Ross in 2005 tijdens de conferentie ‘De krachten bundelen’. Ze riep zorginstellingen en onderzoeksinstellingen zoals ZonMw op tot een nauwe samenwerking in onderzoek en kennisbeleid. Het wetenschappelijk onderzoek moet beter aansluiten op de dagelijkse praktijk en zorginstellingen moeten meer kennis gaan met elkaar delen. Onderzoek ligt immers aan de basis van het verbeteren van de zorgkwaliteit, aldus de staatssecretaris. Ross onderstreept met haar oproep het advies van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO). Ook investeert Ross flink in een nieuw onderzoeksprogramma van ZonMw voor mensen met een verstandelijke handicap. Ze trekt daar tot en met 2009 2 miljoen euro voor uit. De Vereniging Gehandicapten Nederland stelt 1,2 miljoen euro ter beschikking.

Onderzoek naar aandoeningen verstandelijk gehandicapten (1) (2008)

NIJMEGEN - Het Universitair Medisch Centrum St Radboud (UMC) in Nijmegen startte begin dit jaar samen met drie instellingen voor verstandelijk gehandicapten onderzoek naar aandoeningen en complicaties bij deze speciale groep patiënten. Naar de problemen bij de behandeling van verstandelijk gehandicapten is tot nu toe in Nederland weinig onderzoek gedaan, aldus de projectleider van een speciaal opgericht consortium. Veel verstandelijk gehandicapten hebben behalve hun handicap nog meer kwalen. Bij 60 procent van de mensen die in een instelling wonen, is geen diagnose gesteld. Door onderzoek te doen naar veelvoorkomende kwalen, kan de zorg voor patiënten met een verstandelijke beperking worden verbeterd, hoopt het consortium.

Subsidie

De initiatiefnemers hebben bij afdelingshoofden in het ziekenhuis gevraagd of er duidelijke voorstellen waren voor onderzoek. Het probleem bleek zó bekend, dat elk hoofd onderzoeksvragen voorstelde. Gekozen is voor vijf belangrijke praktische onderzoeksvragen, waarvoor het consortium inmiddels ook subsidie heeft gekregen. Vier onderzoeken zijn nu gestart:
-Valrisico bij oudere mensen met een verstandelijke beperking,
-Agressie bij autisten,
-Communicatie: diagnostiek en mogelijkheden voor verbetering van spraak- en gehoorproblematiek,
-Dementie bij patiënten met het syndroom van Down.

De vier onderzoekers hopen onder andere meer inzicht te krijgen in de problemen die de verstandelijk gehandicapten ervaren door hun aandoening en hiervoor verbeteringsvoorstellen voor te kunnen formuleren.

Onderzoek naar aandoeningen verstandelijk gehandicapten (2) - 2008

Drie instellingen voor de gehandicaptenzorg, te weten Dichterbij, Pluryn/Werkenrode en Siza/Het Dorp gaan met het UMC St Radboud medisch-wetenschappelijk onderzoek doen naar mensen met een verstandelijke handicap. Hiervoor is een consortium opgericht.
De eerste vier onderzoeken zijn in januari 2008 van start gegaan. Het gaat om toegepast wetenschappelijk onderzoek, waardoor de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking verbeterd kan worden.

Diagnose onbekend

‘Verstandelijk gehandicapten zijn een complexe groep patiënten’, zegt Wim van der Jagt, bestuurslid van Dichterbij. ‘Ze kampen behalve met hun handicap ook met vele andere aandoeningen. Er is wetenschappelijk onderzoek nodig om meer zicht te krijgen op de problemen die ze ervaren. Bij zestig procent van de mensen in de instellingen is geen diagnose bekend. We willen de zorg en daarmee ook de kwaliteit van leven voor mensen met een verstandelijke beperking verbeteren.’

Meerdere problemen

‘Onlangs ontving het consortium een subsidie van ZonMW, wat een belangrijke stimulans is voor de onderzoeken.
Er zijn in Nederland weinig medisch-wetenschappelijke studies gedaan naar mensen met een verstandelijke beperking en de problemen die zij ondervinden’, zegt prof.dr. Fons Gabreëls van het UMC St Radboud.

Onderwijs

Gabreëls: ‘Omdat verstandelijk gehandicapten vaak meervoudige aandoeningen hebben, zijn er meerdere specialismen bij betrokken. Behalve verbeteren van de patiëntenzorg willen we ook meer aandacht krijgen voor verstandelijk gehandicapten in het onderwijscurriculum en de vervolgopleidingen.’


Bron: ANP